Causing a commotion

4x4

11/8

Redelijk vroeg in de morgen werden we opgepikt in San Pedro de Atacama voor een busreis naar Bolivia. Na de Chileense grens reden we opnieuw door zo´n 200 kilometer niemandsland voordat we bij de grens van Bolivia aankwamen. Bij deze grens moesten we voordoen of een andere gids (Boliviaan) onze gids was: in Bolivia houden ze namelijk niet zo van touroperators van buiten het land. Ze kunnen ze niet weigeren, maar wel uren vertraging veroorzaken. Niet echt ons ideale beeld voor het begin van een woestijnreis.

Niet ver over de Boliviaanse grens stond ons konvooi klaar. Drie 4×4´s
met bestuurders, een kok en een lokale gids stonden klaar om onze
groep mee te nemen in de woestijn. Onze backpacks werden op het dak
bevestigd en we verdeelden onze groep in kleinere groepen. Ik zat in
de jeep met mijn roomie C., de Zwitserse Petra en het Britse koppel L.
en R.. De lokale gids Abel zat bij ons in de wagen waardoor we bij
elke bezienswaardigheid net iets meer informatie kregen dan de andere
groepen.

Rondtrekken in een 4×4 in de woestijn is gaaf! Tenminste, als je in de
trekkende auto zit. Achteraf bleek namelijk dat de twee volgauto´s
voornamelijk in het opwaaiende stof (en daardoor blind) reden. Abel
bleek nogal een feestbeest, dus het kwam goed uit dat Petra en ik een
mooie voorraad muziek bij ons hadden. De gids bleek fanaat van hiphop
en droeg een 50cent munt om zijn nek. Zijn bijnaam werd dan ook snel
´Fifty´.

De eerste dag waaide het ontzettend hard, niet echt een prettige
combinatie met woestijnzand. De eerste bezienswaardigheid was het
witte meer (lagoon, maar ik ken geen Nederlands woord voor lagoon. Het
verschil met een meer is de diepte, een meer is een kommetje en een
lagoon een boogje, waardoor altijd ondiep). Dit meer was volledig
bevroren en had daardoor de witte kleur. Ik schrok tijdens deze tocht
nogals toen de gids zei dat we op 4000 meter waren: ik had er niets
van gevoeld en was dus best wel trots na mijn ervaring met
hoogteziekte in San Pedro.

Na het witte meer reden we door naar het groene meer. Dit meer heeft
zijn groene kleur door de mineralen koper en arsenicum. Het verhaal
gaat dat deze stoffen in dit meer aanwezig zijn doordat in de tijd van
de Spaanse inquisitie de lokale bewoners als hun sieraden in het meer
hebben gedumt om te voorkomen dat ze werden afgenomen.

Die inquisitie heeft in Bolivia nogal wat gedaan. Alle inwoners van
het land moesten verplicht van hun 36(!) talen afstappen en de Spaanse
taal gaan spreken. Daarnaast kreeg elke inwoner een Spaanse naam.
Hierdoor weten veel Bolivianen niet meer van wie ze afstammen.

De gids vertelde ons dat de Boliviaanse mannen redelijk lui zijn en de
vrouwen al het werk doen. Dat die vrouwen dat pikken hefet er vooral
mee te maken dat er naar ratio 7 keer zoveel vrouwen in Bolivia wonen
dan mannen. Van de mannen die wel hard werken heeft ongeveer 80% een
vrij beroep (bijvoorbeeld in de toeristische sector) en kan hierdoor
zelf bepalen wanneer ze werken of niet. Een ander deel werkt in de
mijnen onder zeer slechte omstandigheden.

Na de meren gingen we op weg naar de warmwater bronnen. Onderweg
maakten we een stop op een plek die regelrecht uit een schilderij van
Dali leek te komen. Exact dezelfde kleurentinten!

De warmwater bron werd voor een gedeelte opgevangen door een bad,
waardoor we er gelijk in konden. Even door de ijskoude wind in je
bikini, maar dan heb je ook wat: de bron is zo´n 39 graden en hierdoor
heerlijk warm. Na een dik half uur badderen was het tijd om verder te
gaan naar de stinkende geisers. Deze hebben niet voor niets deze naam.
Al van ver ruik je de rotte eigerengeur van zwavelzuur. De geisers
bevinden zich op zo´n 4910 meter boven zeelevel, maar ´koken´ vanwege
het magma wat dicht onder het oppervlak ligt. De geisers zijn zo´n 60
tot 90 graden en zien er gevaarlijk uit: dampende, bubbelende
moddergaten.

Aan het eind van de middag kwamen we aan bij ons hotel. We waren
gewaarschuwd dat we tijdens deze woestijntrip uit moesten gaan van
´very basic accomodations´. Zowat iedereen dacht hierbij aan tenten en
stretchers, maar toen we eenmaal aankwamen bleek het een gebouw te
zijn. In het gebouw (wat in het verleden 1 grote ruimte was) waren
slaapkamers voor 6 personen. Er stonden stenen bedden met matrassen en
alles was volledig opgemaakt. ´S nachts zou het ijskoud worden (-2)
dus was dit het eerste moment om gebruik te gaan maken van de heerlijk
warme slaapzak.

Voordat we gingen rusten nam de gids ons mee naar een plek waar we uit
konden kijken over Laguna Colorada, het meer waar ons gebouw aan
grensde. Het meer wordt ook wel het rode meer genoemd en dankt deze
kleur aan de grote hoeveelheid algen en plankton in het water. Op de
plek waar we stonden zagen we een grote groep flamingo´s. Ze stonden
netjes op 1 poot in het water. De reden dat deze intelligente vogels
dit doen is om te voorkomen dat beide poten bevriezen; het water is
hier over het algemeen niet erg warm.

Toen we terugkwamen van de uitkijkpost was ons eten bijna klaar; onze
kokkin was al uren aan het koken, ze maakte pasta. De reden dat dit zo
lang duurde is dat water op deze hoogte het kookpunt van 100 graden
niet bereikt waardoor je de pasta bijna een uur moet koken. Na het
eten dronken we een glas wijn, maar rond 22.00 was het bedtijd. De
elektriciteit van deze accomodatie werkte namelijk op zonnepanelen.

Wolkjes ademend van de kou gingen we naar bed. De wekker werd gezet
voor 3 uur snachts omdat er veel vallende sterren zouden zijn deze
nacht. Normaal gesproken zie je in deze omgeving zo´n 6 vallende
sterren per uur en de voorspelling was 100. Helaas klopte deze
voorspelling niet; we zagen een paar vallende sterren in het halve uur
dat we buiten stonden. Toch was dat zeker de moeite waard! Doordat je
in een natuurgebied bent is het ´s nachts echt donker en door de
blauwe luchten overdag was de hemel ´s nachts volledig helder.
Hierdoor zagen we honderden sterren. Het leek net of iemand een blauwe
doek had opgehangen en hier allemaal kleine gaatjes in had geprikt.
Helaas kun je van sterren niet zomaar foto´s maken, maar voor mij zit
dit plaatje voor altijd in mijn hoofd.

 

12/8
Na een goede nachtrust was het tijd voor ontbijt en om de tassen weer
op de wagens te bevestigen. De chauffeurs deden dit zonder een centje
pijn; een persoon ging op het dak van de wagen staan en de ander
gooide de tassen omhoog.

We begonnen de dag bij een stenen boom. Het was geen versteende boom,
maar een rots in de vorm van een boom. Hij was smal aan de onderkant
en breed aan de bovenkant. De oorzaak van deze vorm was het
vulkaangesteente. De kleine harde steentjes waaien jarenlang rond tot
ongeveer 1 meter hoogte en raken de poreuze steen aan de onderkant
waardoor deze wegslijt.

De daaropvolgende stops waren bij een diep lagoon, een met enorm veel
flamingo´s en een stinkend meer. Dit stinkende meer stonk niet zo erg
als de stinkende geisers. Dat was maar goed ook, het was de locatie
waar onze kokkin de lunch ging klaarmaken. In een cirkel van stenen
smulden we van de rijst met kip die ze gemaakt had.

De laatste bezienswaardigheid van deze dag was een actieve vulkaan:
Licancabur. Deze vulkaan reikt tot bijna 6000 meter. We hebben dit
angstaanjagend stukje natuur enkel vanaf een afstand gezien en maar
voor korte tijd: er was ondertussen een andere groep op hetzelfde
spoor en we waren bang dat zij de beste kamers in het volgende hotel
in zouden nemen.

Dat hotel voldeed opnieuw niet aan de minderwaardige term ´very
basic´. Het was een gebouw met een verdieping, aan de rand van de
zoutvlakten. Het hotel zelf was volledig opgebouwd uit zoutblokken en
de vloer was bedekt met zoutkorrels. Opnieuw stond ons een koude nacht
te wachten. De lichten van dit hotel gingen niet ´ongeveer´ om 10 uur
uit, maar stipt. We hadden ons daar iets op verkeken en moesten dus in
het donker over het zoutgrind op zoek naar onze slaapplaatsen.

 

13/8
Na een heerlijk ontbijt van typisch Boliviaanse pannenkoeken -die
smaken naar oliebollen- was het tijd om richting de bewoonde wereld te
gaan. Voordat we de bewoonde wereld in gingen reden we over de
zoutvlakten naar een ´eiland´ in de vorm van een vis. De reden dat het
een eiland wordt genoemd is dat de zoutvlakte een meer was van 4000m2.
Het meer was volledig van ijs, maar bevond zich op laag magma. De
mineralen uit het meer werden door de druk omgezet in zout (onder
bevond zich warme magma, boven het koude ijs).

De zoutlaag wordt elk jaar verder opgebouwd door de natuur: na elk
regenseizoen ontstaat een nieuwe laag. Een goed regenseizoen betekent
een dikke laag zout.

Bovenop het eiland -dat vol staat met cactussen- bevindt zich een
offerblok. Dit offerblok was van de Aymara´s. Ze offerden hun lama´s
aan hun god om te voorkomen dat de vulkaan uitbarstte, en voor ander
geluk. De Aymara´s waren er ook heilig van overtuigd dat het menselijk
lichaam hetzelfde zou werken als dat van een slang: wanneer men
sterft, blijft een schil achter, maar jijzelf stapt uit het lichaam.
Om die reden zorgden ze ervoor dat ze in een gemakkelijk houding zaten
wanneer te sterven. Gehurkt, zodat je er gelijk uit kan stappen.

De Aymara´s zijn niet de enigen die offers brachten, zo legde onze
gids uit. Inca´s waren hier nog een stukje bruter in. Inca´s dachten
dat ze hoger op de aarde moesten zijn om dichter bij god te zijn.
Daarom maakten ze offerblokken op hoge plaatsen. Ze offerden hier de
kinderen die niet zouden overleven. Helaas voor hen was de trek de
berg op vaak al te zwaar voor kinderen en stierven ze onderweg -door
de druk van de enorme hoogte- waardoor ze niet meer geofferd konden
worden. Omdat dit niet goed werkte bedachten ze dat het beter was om
maagden te offeren. Het nadeel daarvan was echter dat er geen maagden
overbleven: ook niet echt de bedoeling. Daarom werden oude wijzen
geofferd. We deden met de groep een offerbijeenkomst na en namen
daarna een kijkje in het ´museum´. Hier waren foto´s te zien van de
laatste offerbijeenkomst, deze is elk jaar op 1 augustus.

De cactussen op het eiland waren enorm. Abel vertelde ons dat deze
ongeveer 1 centimeter per jaar groeien. Er zaten cactussen bij van wel
1000 jaar oud!

Na het eiland gingen we op zoek naar een ideale plek op de zoutvlakte
om foto´s te maken. Doordat de vlakten zo groot zijn kun je geweldige
perspectieffoto´s maken. Abel wist de kneepjes van het vak en toverde
een van ons om in een reus die ons op ging eten. We pauzeerden en aten
lama; niet iets voor thuis, maar ik heb er wel van gesmuld.

Wat perspectieffoto´s later was het echt tijd om afscheid te nemen van
dit geweldige stuk natuur. We reden over de vlakte richting Uyuni.
Bizar overigens: er zijn geen wegen op de vlakte, dus je moet er maar
vanuit gaan dat de bandensporen die je volgt de juiste zijn. Ik heb in
het hele gebied 1 keer een richtingaanwijzer gezien.

Voordat we aankwamen in Uyuni kwamen we voorbij het treinenkerkhof.
Rond 1890 werd veel zilver gevonden in de mijnen van Bolivia. Het
zilver kon het beste vervoerd worden met een trein, maar deze
versleten redelijk snel. Grappig verhaal wat Abel ons vertelde: ronde
1900 hoorden een aantal Amerikanen over het zilver wat gevonden werd
in Uyuni en ze beraamden een overval op de trein. Helaas voor hen
hadden zij het bericht verkeerd begrepen: ze gingen uit van
zilvermuntstukken, geld en niet van het mineraal zilver.

Na het kerkhof kwamen we aan in Uyuni. Ik kan het plaatsje het beste
omschrijven als een spookstad. Het bestaat uit een paar blokken en een
groot plein. Op de straten stonden soldaten, om ons te beschermen.
Tegen wie of wat was me niet duidelijk, maar de soldaten met
mitrailleur an sich jaagden me alleen al angst aan.

We sloten de avond af met een Lama pizza en dronken wat cocktails in
de Lama bar met de naam ´Extreme Fun Pub´. En dat hadden we. Op
verzoek kunnen de verschillende glazen uit de pub getoond worden…

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *